Toen ik een klein jongetje was wilde ik stoer zijn en ergens de beste in worden. Waarin maakte me niet uit. Spelen is leren en dus deed ik, net als iedereen, mee aan competities. Wie het spelletje won, het verste sprong, het hardste zwom, het sterkst was of het verste pieste. Ergens wilde je in uitblinken al wist je niet waarom. Van Alfamannetjes had ik nog nooit gehoord. Ik was onbewust van de hormonen die me zouden aanzetten om dingen te doen die ik op dat moment nog erg vies vond en een paar jaar later bijzonder prettig. Helaas was er niets waarin ik uitblonk.
Later gaf gitaar spelen, een bruine band of de redactie van de schoolkrant aanzien, maar dat lag me niet. Met een Puch telde je ook mee, maar ik had niet eens een bromfiets. Durven, dat was misschien het enige waar ik een beetje in uitblonk. Je moest niet tegen me zeggen dat ik iets niet durfde want dan was het al bijna gebeurd. Wat dat betreft was ik een makkelijke prooi. Het effect was dat ik degene was die het vaakst de klas werd uitgestuurd, waarschijnlijk van de hele school, maar dat beviel me wel. Daar was ik behoorlijk goed in, maar het telde niet want het stond niet erg in aanzien.
Ik testte als eerste het ijs en schaatste er ook op als eerste. Daarna durfden anderen het ook, maar dan zakte er wel iemand door en dat was precies de bedoeling. Bij dooi wilde ik bij het schotsenlopen de laatste zijn en dat was ik ook, ik daagde iedereen uit. Het was pas een succes als iemand tot z’n nek ik het ijskoude water verdween. Mij is dat nooit overkomen, maar ik kwam zelden thuis zonder natte kleren.
Een wedstijd met mijn opgevoerde brommer binnendoor tegen een motorfiets over de grote weg over ruim 50 km heb ik eens gewonnen, al was dat vooral omdat de motorfiets met pech te kampen had, maar gewonnen blijft gewonnen. Toen ik eens via de stalen structuur tot bovenin een hoge gele bouwkraan was geklommen, heeft de politie me beneden opgewacht, maar dat bleef bij een zedenpreek want het was een sterk staaltje. Zedenpreken deden me overigens niets, want die kreeg ik vrijwel dagelijks. Alleen toen ik een keer was gaan joyrijden naar Amsterdam met een splinternieuwe Snoek en de auto daarna netjes terugzette - wat zelfs mijn vader stom vond - moest ik mee naar het politiebureau. Van een rechter kreeg een flinke boete, maar met wat extra reparaties aan Solexen uit de buurt was dat snel terugbetaald.
Eerst moest de wereld op nog z’n kop. Verzet tegen alles wat m’n vrijheid aantastte, van de nacht een dag maken, illegaal bier drinken, vuurwerk en serieuze bommen maken waarvoor je nu ongetwijfeld zou worden gearresteerd. Mijn ouders hebben wat afgezien met me, maar dat was geheel wederzijds. Een zwaar irritante leraar die mij sloeg, heb ik zo hard teruggeslagen dat hij ruggelings tegen de experimenteertafel in het scheikundelokaal terecht kwam. Erg sterk was ik normaal niet, dus je kunt wel nagaan hoe kwaad ik toen was. Hoewel die tafel daar niet voor was bedoeld, vond ik het een geslaagd experiment en mijn klasgenoten ook, maar mijn vader, de betrokkene en directeur niet, dus werd ik van die school gestuurd, waarmee ze me een groot plezier deden.
Het mocht helaas niet baten, want kort daarop heeft mijn latere schoonvader mij in zijn studeerkamer ontboden. Het was een knappe man die ook de kracht van hormonen kende. Hij legde mij uit dat er van verdere omgang met zijn dochter geen sprake kon zijn zonder een middelbareschooldiploma. Een tegenvaller van formaat. Ik moest dus toch naar een andere HBS. Het was de eerste keer in zeven jaar dat ik een even serieus heb gestudeerd, niet voor dat diploma, maar voor haar. Tot verbazing van mijn omgeving kreeg ik een paar maanden later mijn diploma en haar ook.
Later werd ik rustiger, in militaire dienst wisten ze mij en mijn kornuiten wel te temmen.
Alleen toen ik me via het klachtenboek beklaagde over de biefstukken in de officiersmess kreeg ik drie dagen licht arrest, maar dat kwam omdat ik had geschreven "Klacht, zie bijlage" en de betreffende biefstuk achterin het klachtenboek had geplet. Het was 'een gedrag een officier onwaardig' was het oordeel. Voor het aantal biertjes dat ik per avond op kon zonder te wankelen kreeg ik geen bonus-punten.Tot mijn genoegen werd de-kolonel-zonder-humor die mij die straf had opgelegd korte tijd later geschorst omdat hij zich al jaren van een valse doctorandustitel bediende. Dat was niet door mij aan het licht gebracht, wat ik jammer vond, maar het resultaat stelde tevreden.
Langzamerhand ontdekte ik de voordelen van het niet-de-beste-zijn. Als je testosteron daalt, doordat je het gebruikt waar het voor bedoeld is, kom je er achter dat je niet eerst een Alfamannetje hoeft te verslaan om je genen door te geven, of om prettig te copuleren en dat juist te voorkomen. De evolutie heeft dat nog niet aangepast. Zolang het zo blijft zullen alle jongens stoer blijven doen, elkaar opnaaien en proberen ergens de beste in te worden. Dat de kans daarop minimaal is blijft buiten beeld. Je weet toch niet hoever je kunt springen als je dat niet eerst hebt geprobeerd?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten