Taal is
tegenwoordig zeg maar niet meer zo mijn ding. Dat is wel eens anders geweest.
Schoolmaat
Jaap en ik waren het er op de middelbare school volstrekt over eens: als je de
Nederlandse taal niet goed beheerste zou je het niet ver schoppen in de
maatschappij. En omdat we het op die leeftijd nog ver wilden schoppen - wat dat dan
ook zijn moge - hielden we onze moedertaal goed bij. Met dat vernauwde
wereldbeeld voor ogen kwam het goed uit dat we bovengemiddeld in het Nederlands
waren geïnteresseerd en daar vrij hoge cijfers voor kregen. Of dat oorzaak of
gevolg was van onze opinie zal niemand ooit weten.
Kortom: ik
hield mijn moedertaal bij. Ik kende (verleden
tijd) de spelregels, zocht woorden op in het Groene Boekje, was lid van het Genootschap ‘ Onze
Taal’ en deed voor de buis mee met het Groot Dictee der Nederlandse Taal. Een
opgepropte verzameling moeilijke woorden die je - uitzonderingen daargelaten – nooit van je-lang-zal-ze-leven
nodig zult hebben.
In de
eerste jaren daarvan kon ik nog redelijk meekomen, maar later kwam daar de klad
in. Met de toentertijd opeenvolgende golven van in mijn ogen inconskwente
wijzigingen ben ik afgehaakt. Ik kon
de animo niet op brengen om het Groene Boekje uit m’n hoofd te leren en besloot
op dat punt het water dan maar over den akker te laten lopen, het mankeerde mij niet aan obsessies.
Dat
betekent niet dat taal me nu niet meer interesseert, het is vooral een andere
manier van beleven. Het gaat er mij nu meer om welke woorden er worden gebruikt
om gedachten en gevoelens over te dragen. Krakkemikkige zinsbouw stoort mij
meer dan het ontbreken van een tussenstreepje of een tussen-n. Stijl en literatuur
kenmerken zich vooral door woordkeuze en -volgorde.
Nu ik in
een ander land woon overvalt het me soms hoe onmogelijk moeilijk de Nederlandse
taal voor een vreemdeling moet zijn. Een voorbeeld:
In alle
talen bestaan er ‘trappen van vergelijking’: koud - kouder- koudst, mooi -
mooier - mooist, hard - harder - hardst, zo zou ik nog wel een tijdje door kunnen
gaan. De regel is meteen duidelijk als je achter de stellende trap -er zet heb
je de vergrotende trap en zet je er -st achter dan heb je de overtreffende
trap. Kortom het wordt steeds erger. Dat is een simpele regel met maar een paar uitzonderingen. Dus ook vroeg - vroeger - vroegst en laat -
later - laatst. Dat valt prima te snappen. Maar dan?
Een gekunsteld voorbeeld:
Een gekunsteld voorbeeld:
Laatst
was ik bij iemand die langer over vroeger sprak dan de laatste keer. Daardoor
ging ik later weg en kwam ik nog later op mijn afspraak dan de laatste keer.
Gelukkig kon dat niet want de na de laatste keer komt er geen laatstere keer.
Gelukkig kon dat niet want de na de laatste keer komt er geen laatstere keer.
Nog maar één:
Toen ik in mijn jeugd, vroeger dus, vroeg (werkwoord) of ik later thuis
mocht komen zei mijn moeder altijd dat zij zoiets vroeger (bijwoord) nooit
mocht. Toen ik vroeg (werkwoord) hoe vroeg (bijwoord) dat vroegst was begreep ze me niet, terwijl ik alleen maar wilde weten hoe het nog vroeger dan vroeger bij
haar thuis ging en daarvoor de overtreffende trap gebruikte.
Volgens de regels hierboven zou dat correct zijn, alleen begrijpt niemand dat meer.
Volgens de regels hierboven zou dat correct zijn, alleen begrijpt niemand dat meer.
Twee voorbeelden van maar één van vele complicaties! Het Nederlands is een zeer inkonsequente en dus onlogische taal. Het
verbaast me (met een t) dat er immigranten zijn die binnen enkele jaren foutloos
Nederlands kunnen spreken. Ik heb er in ieder geval een paar jaar voor nodig gehad.
Compliments Willem, heerlijk en interessant om te lezen.
BeantwoordenVerwijderenJudith