woensdag 28 december 2011

Bommen en granaten II


Het moet zo rond mijn 12e of 13e zijn geweest dat mijn oudste neef op het gymnasium met scheikunde in aanraking kwam. Dat dat het begin was van zijn loopbaan als chemicus kon niemand vermoeden. Hoewel …. ? Zijn enthousiasme was toen al groot, zeker voor het pyrotechnische aspect, en wij droegen daar ons steentje aan bij.

Magnesiumlint was het eerste waar hij mee aankwam. Het lint brandde kort, blauwwit, snel en fel. In de oertijd van de fotografie werd het gebruikt als flitslicht. Maar na een paar spannende keren was de lol er voor ons af. Het gaf veel licht en het siste en dat was het dan.

Een combinatie met luciferskoppen lag voor de hand. Zo werd het idee van een raket geboren. Een leeg aluminium aspirinebuisje zou dienst doen als proefraketje. Van ijzerdraad maken we een lanceerinrichting die schuin omhoog wees en vulden het buisje met luciferschraapsel. ‘Zwaluw’-lucifers waren de beste. We gebruikten magnesiumlint als lont.


Er volgde een prachtige steekvlam, een miniraket waardig, maar het buisje kwam nauwelijks van z'n plek. Na een paar proeven concludeerden we dat een raket nog te ingewikkeld voor ons was. Achteraf gezien beschouw ik het als een zegen dat er nog geen internet bestond.

Het zal een jaartje later geweest zijn dat diezelfde neef thuis kwam met een recept voor (bus)kruit. Vele malen krachtiger dan luciferkoppen. Dat was nog eens veelbelovend! Hoewel dergelijke recepten nu overal op internet zijn te vinden zal ik het hier niet herhalen. 
Onze grootste zorg was om aan de ingrediënten komen. Die waren toen bij apotheek en drogist te krijgen, maar als we als 13/14 jarigen vroegen om het 100 gram van het belangrijkste ingrediënt lukte dat niet. Mijn neef haalde zijn vader over om het voor hem te kopen in kleine porties, met het argument dat hij het nodig had voor proeven met scheikunde. Dat was de waarheid, al vielen die proeven niet bepaald onder opgedragen huiswerk. Een van de toevoegingen was suiker dat haalden we uit de keukenkast. De inkoop van andere ingrediënten verdeelden we tussen ons drieën en we spreidden onze boodschappen over verschillende apotheken en drogisten.

Omdat aspirinebuisjes en magnesiumlint niet voldeden brachten we een twee significante verbeteringen aan. Als eerste veranderden we het omhulsel. In een vergeten hoekje van de zolder hadden we patroonhulzen van een 12 mm geweer gevonden die na de oorlog waren overgebleven. Ik heb er nog één, die ligt als souvenir al tientallen jaren in mijn bureaula. 

 

Toen de hulzen op waren gingen we over tot nog grotere sierkogels, ook gevonden op zolder, waarvan we de achterkant afzaagden. Daar is er geen enkele van overgebleven.

We probeerden verschillend vormen van lonten, maar dat bleef een beetje tobben. De knal was minder dan we wilden omdat je, als je lont gebruikte, de achterkant van de huls niet goed kon afsluiten. Eén van de belangrijkste basisvoorwaarden voor iedere prettige explosie.

Rond die leeftijd waren we ook al aardig in de weer met elektriciteit. Daardoor hadden we redelijk leren solderen. Dat leverde na enige tijd - we waren minstens een jaar verder en heel wat wijzer - een doorbraak op. Iemand kwam op het kwam op het idee (ik waarschijnlijk niet) om in plaats van lont een elektrische ontsteking te maken. Wolframdraadjes uit kapotgeslagen gloeilampen gloeiden fel op bij batterijspanning. Het solderen was gepriegel, want wolframdraad is erg breekbaar en de ontsteking moest compact blijven om in zo’n huls te passen. Het kwam onze soldeervaardigheid zeer ten goede, iets waar ik later nog veel plezier van heb gehad.

Omdat wolframdraadjes schaars waren en het solderen nogal eens mis ging, vroegen we de familie om kapotte gloeilampen te bewaren ‘voor proeven voor school’. Op zeker moment was de hele familie kapotte gloeilampen voor ons aan’t sparen. Niemand heeft ooit geweten waarom.

Als de hulzen half waren gevuld werd het wolframdraadje er heel voorzichtig in geplaatst en werd het ‘projectiel’ verder opgevuld met kruitmengsel. Met zwart linnen isolatieband sloten we het geheel af. Op een afstand van een meter of vijf van het sousterrain waar we geacht werden te studeren drukten we ons ‘projectiel’ met de opening naar boven in de grond. We verlengden de ontstekingsdraadjes met een snoer dat we via een raampje naar binnen voerden. Dan was het wachten tot het donker was. Op het ‘moment suprème’ drukte iemand binnen de draadjes op contactpunten van een batterij. Als het goed ging hoorde je een doffe plof en zagen we tot ons genoegen weer een struikje uit het gemeentelijk plantsoen een paar meter door de lucht door de lucht vliegen. Dat vroeg om meer en beter. Zo gezegd zo gedaan! 

3 opmerkingen:

  1. Leuk om te lezen Willem.
    Lijkt wel of jullie de uitvinders zijn van bommen en vuurwerk.
    Het is me wel al opgevallen dat jongens heel erg geïnteresseerd zijn in bommetjes en knallertjes maar dat jullie daar zover in zijn gegaan is toch wel iets heel speciaals. Ik denk dat jij daar voor iets tussen zit. ;-)

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Geen uitvinders, wel ondernemend. Mij niet vreemd. Jongetjes hebben testosteron, vandaar?

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Geweldig "bommenverhaal" Willem, jullie waren wel heel inventief om aan de juiste ingrediënten te geraken.
    En het zal beslist een kale bedoeling geworden zijn in het gemeentelijk platsoen :)
    Judith

    BeantwoordenVerwijderen