Schuin aan
de overkant woonde een buurjongen waar ik wel mee optrok, Gertje. Het was geen
vriendschap, daarvoor verschilden we teveel, maar je hebt op die leeftijd nu
eenmaal speelkameraadjes nodig die in de buurt wonen. We zaten ook niet op
dezelfde school, want zijn vader was niet kerkelijk en mijn vader was een
serieuze calvinist. Maar Maarten - mijn andere buurjongen - Gertje en ik, speelden
toch regelmatig met z’n drieën, want drie is op die leeftijd soms leuker dan
twee. Pas veel later worden tweepersoonspelletjes het leukst.
Ik kwam ook
wel bij Gertje thuis, maar daar herinner ik me merkwaardig genoeg bijna niets
meer van. Ik betwijfel nu of hij wel een moeder had die in hetzelfde huis
woonde. Vreemd genoeg kan ik me daar totaal niets meer van herinneren. Niet dat
ze er wel was maar ook niet dat ze er niet was. Of nog meer kinderen waren
herinner ik me ook al niet meer.
Van zijn
vader herinner ik me vooral dat hij veel thuis was, vaak sliep in een dikke
stoel in de voorkamer en - met de kennis van nu - alcohol dronk. Of hij
overmatig dronk kon en kan ik niet beoordelen, maar in die gemeenschap in de
‘bible belt’ oogstte hij weinig waardering.
Als ik
mijn indruk van toen zou moeten verwoorden kwam hij over als een wat louche
figuur, maar dat is de verbleekte herinnering van een zevenjarige, die kan je
nu nauwelijks serieus meer nemen.
Op dag
deed vader van Gertje - ik zal hem B noemen - uitzonderlijk aardig tegen me.
Hij begon een gesprek in plaats van knorrig te wezen zoals gebruikelijk, gaf me
een glas limonade en begon me uit te leggen dat hij in auto-onderdelen
handelde, iets dat ik heus wel wist al ging daar blijkbaar weinig tijd in
zitten. Het was kort na de oorlog, 1949 schat ik en alles was schaars, auto-onderdelen
zeker.
Hij legde
mij uit dat hij iets had gekocht dat in een schuur stond bij iemand en dat hij
de sleutel daarvan kwijt was, of ik hem even wilde helpen dan zou ik twee
dubbeltjes krijgen. Ik voelde me gevlijd, een groot mens die me even als
gelijke behandelde en die me nodig had en een beloning die ik voor me zag als
twee ijsjes.
Een paar
dagen later gingen we op een zonnige
middag samen naar die boerenschuur een paar kilometer verderop. De grote houten
deuren waren aan de onderkant wat afgerot en er was een ruimte van ruim 15-20 centimeter tot de
zanderige ondergrond. B. bukte zich hijgend en vroeg me of ik op de boerenwerkbank
een groot groen ding zag met klokjes en draadjes eraan. Dat zag ik wel, je kon
er moeilijk overheen kijken. Of ik dat even wilde pakken. Natuurlijk wilde ik
dat, behulpzaam als ik was.
Ik kon op
mijn buik gemakkelijk onder de deuren door, ik was toen - ook voor mijn leeftijd -een klein
opdondertje. Het ding was alleen nogal zwaar en voor mijn beleving groot.
Achteraf denk ik dat het een dashboard van een Amerikaans oorlogstruck was. Het
was moeilijk van de werkbank te krijgen. B. gaf me door de gesloten deuren
aanwijzingen, ik moest het op de
grond laten vallen en dan naar de deuren slepen. Hij trok het naar buiten. Toen
ik ook weer buiten was en het zand van mijn benen afveegde, was hij duidelijk in
zijn nopjes. Hij trok zijn portemonnee en gaf me zelfs drie dubbeltjes. Hij zei
er wel bij dat ik aan niemand mocht vertellen dat ik het had gepakt. Dat vond
ik een beetje vreemd. De weg terug en de kilometer naar de ijscowinkel leg ik
in recordtijd af.
Op die
leeftijd en nog lang daarna ik was een wandelend open boek. Waarschijnlijk het
enige boek dat mijn moeder in die tijd las. Dus toen me na thuiskomst werd
gevraagd waar ik die middag was geweest duurde het niet lang of het verhaal lag
op de keukentafel. Mijn ouders hadden natuurlijk door wat er was gebeurd en mijn
vader maakte me dat op zijn typerend onpedagogisch manier duidelijk. Ik
werd gemeten naar de maatstaf van een volwassene en behandeld als een
onmondige. In mijn onschuld was ik Schuldig. Het trotse gevoel van die middag
sloeg totaal om. Bij B. mocht ik van mijn ouders daarna niet meer in huis
komen.
Het was een van de eerste keren in mijn leven dat mijn naïviteit zich tegen me keerde.
Er zouden nog veel van zulke momenten komen. Zo is langzaam en veelal met blikschade mijn naiviteit ingeperkt en vervangen door een dosis grote-mensen-waakzaamheid, de nodig is om dit leven zonder al te grote kleerscheuren door te komen. Blijkbaar kan het niet anders. Toch jammer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten