zaterdag 5 oktober 2013

Ontgroenen


Schuin aan de overkant woonde een buurjongen waar ik wel mee optrok, Gertje. Het was geen vriendschap, daarvoor verschilden we teveel, maar je hebt op die leeftijd nu eenmaal speelkameraadjes nodig die in de buurt wonen. We zaten ook niet op dezelfde school, want zijn vader was niet kerkelijk en mijn vader was een serieuze calvinist. Maar Maarten - mijn andere buurjongen - Gertje en ik, speelden toch regelmatig met z’n drieën, want drie is op die leeftijd soms leuker dan twee. Pas veel later worden tweepersoonspelletjes het leukst.

Ik kwam ook wel bij Gertje thuis, maar daar herinner ik me merkwaardig genoeg bijna niets meer van. Ik betwijfel nu of hij wel een moeder had die in hetzelfde huis woonde. Vreemd genoeg kan ik me daar totaal niets meer van herinneren. Niet dat ze er wel was maar ook niet dat ze er niet was. Of nog meer kinderen waren herinner ik me ook al niet meer.

Van zijn vader herinner ik me vooral dat hij veel thuis was, vaak sliep in een dikke stoel in de voorkamer en - met de kennis van nu - alcohol dronk. Of hij overmatig dronk kon en kan ik niet beoordelen, maar in die gemeenschap in de ‘bible belt’ oogstte hij weinig waardering.
Als ik mijn indruk van toen zou moeten verwoorden kwam hij over als een wat louche figuur, maar dat is de verbleekte herinnering van een zevenjarige, die kan je nu nauwelijks serieus meer nemen.

Op dag deed vader van Gertje - ik zal hem B noemen - uitzonderlijk aardig tegen me. Hij begon een gesprek in plaats van knorrig te wezen zoals gebruikelijk, gaf me een glas limonade en begon me uit te leggen dat hij in auto-onderdelen handelde, iets dat ik heus wel wist al ging daar blijkbaar weinig tijd in zitten. Het was kort na de oorlog, 1949 schat ik en alles was schaars, auto-onderdelen zeker.

Hij legde mij uit dat hij iets had gekocht dat in een schuur stond bij iemand en dat hij de sleutel daarvan kwijt was, of ik hem even wilde helpen dan zou ik twee dubbeltjes krijgen. Ik voelde me gevlijd, een groot mens die me even als gelijke behandelde en die me nodig had en een beloning die ik voor me zag als twee ijsjes.

Een paar dagen later gingen we op een zonnige middag samen naar die boerenschuur een paar kilometer verderop. De grote houten deuren waren aan de onderkant wat afgerot en er was een ruimte van ruim 15-20 centimeter tot de zanderige ondergrond. B. bukte zich hijgend en vroeg me of ik op de boerenwerkbank een groot groen ding zag met klokjes en draadjes eraan. Dat zag ik wel, je kon er moeilijk overheen kijken. Of ik dat even wilde pakken. Natuurlijk wilde ik dat, behulpzaam als ik was.


Ik kon op mijn buik gemakkelijk onder de deuren door, ik was toen  - ook voor mijn leeftijd -een klein opdondertje. Het ding was alleen nogal zwaar en voor mijn beleving groot. Achteraf denk ik dat het een dashboard van een Amerikaans oorlogstruck was. Het was moeilijk van de werkbank te krijgen. B. gaf me door de gesloten deuren aanwijzingen, ik moest het op de grond laten vallen en dan naar de deuren slepen. Hij trok het naar buiten. Toen ik ook weer buiten was en het zand van mijn benen afveegde, was hij duidelijk in zijn nopjes. Hij trok zijn portemonnee en gaf me zelfs drie dubbeltjes. Hij zei er wel bij dat ik aan niemand mocht vertellen dat ik het had gepakt. Dat vond ik een beetje vreemd. De weg terug en de kilometer naar de ijscowinkel leg ik in recordtijd af.

Op die leeftijd en nog lang daarna ik was een wandelend open boek. Waarschijnlijk het enige boek dat mijn moeder in die tijd las. Dus toen me na thuiskomst werd gevraagd waar ik die middag was geweest duurde het niet lang of het verhaal lag op de keukentafel. Mijn ouders hadden natuurlijk door wat er was gebeurd en mijn vader maakte me dat op zijn typerend onpedagogisch manier duidelijk. Ik werd gemeten naar de maatstaf van een volwassene en behandeld als een onmondige. In mijn onschuld was ik Schuldig. Het trotse gevoel van die middag sloeg totaal om. Bij B. mocht ik van mijn ouders daarna niet meer in huis komen.

Het was een van de eerste keren in mijn leven dat mijn naïviteit zich tegen me keerde.
Er zouden nog veel van zulke momenten komen. Zo is langzaam en veelal met blikschade mijn naiviteit ingeperkt en vervangen door een dosis grote-mensen-waakzaamheid, de nodig is om dit leven zonder al te grote kleerscheuren door te komen. Blijkbaar kan het niet anders. Toch jammer.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten