Door omstandigheden
heb ik op de verschillende scholen waar ik leerling speelde, zelden het
groepsgevoel van een klas beleefd zoals anderen dat blijkbaar kunnen beleven, maar
dat leg ik nog wel eens uit. Op mijn middelbare schooltijd kijk ik niet met
plezier terug. Daar zal het wel door komen dat ik het op schoolreünies niet zo heb
begrepen.
Desondanks besloot ik ooit eens naar een reünie te gaan, ter gelegenheid van het 25 jarig bestaan van het lyceum waar ik 5 jaar van mijn leven heb doorgebracht. Het werd een schokkende bijeenkomst. De wereld van jong en onstuimig was gezapig in pak-met-stropdas geworden. Het werd ook een steviger confrontatie dan ik had kunnen voorzien met het feit dat ik bij geen enkele klas ‘hoorde’. Ook al was dat voornamelijk mijn eigen gevoel.
Namen wist
ik nog wel, maar verder …… Het overviel me dat ik velen niet herkende.
Niet
alleen omdat ze ruim 20 jaar ouder waren geworden - als je goed keek kon je vaak de oude
trekken nog wel zien - maar vooral omdat sommigen wat persoonlijkheid betreft
zo veranderd leken. De nozem van toen die met lichtblauwe spijkerbroek in
groepsverband op Puch’s den Haag onveilig maakte, was nu arts. Het Delletje van
toen ‘wist daar niets meer van’, een braveling die altijd hoge cijfers haalde,
was nu een slonzige drop-out en meer van die metamorfosen. Het had iets weg van
een gecostumeerde receptie.
Omgekeerd
was het anders, veel mensen herkende me meteen. Of dat nou kwam omdat ik een
karakteristiek kop heb of omdat ik zo vaak over de gang had gelopen als ik er
weer eens uitgestuurd was, zal ik nooit weten.
Wat
het goed maakte was dat ik tegen het eind een meisje tegen kwam waar ik ooit verliefd
op ben geweest. Het was toen een heel lief, stil meisje. Ik herkende haar
onmiddellijk en wist haar naam nog. Twintig jaar ouder en ze zag er nog steeds
even lief uit. Ons contact beperkte zich destijds tot het zwijgend naast elkaar
naar huis fietsen en in een overmoedige bui een enkele maal mijn hand op de
hare leggen. Ze wist het nog. Ze was nu spraakzamer dan vroeger.
We
stonden in een kleine kring te babbelen tegen het einde van de aansluitende
borrel. Na de inleidende beschietingen
stak ik niet onder stoelen of banken dat ik haar nog steeds lief vond. Ik was
wat beter in flirten geworden dan vroeger. Uiteindelijk, toen de sfeer ernaar
was, stelde ik voor om hierna samen een hapje te gaan eten.
“Dat moet ik even aan mijn man
vragen” zei ze.
“Waar is
die?”
“Die staat naast me”.
Pijnlijke
stilte. Haar man had mijn hele act zwijgend aangehoord.
Ik werd
rood, hier kon ik me niet meer uitredden.
“Dat lijkt me geen goed idee”, hoorde ik.
Tegen
beter weten in probeerde ik nog een beetje mijn gezicht te redden. Ook dat
mislukte. Geruisloos verliet ik even later de kring. Ik heb Anne nooit meer
gezien.