donderdag 31 december 2015

Kerstzegels

Het regionale postgebouw is groot, van donkerrode baksteen en somber. De straten er omheen zijn zo smal dat je op een speciale plaats moet gaan staan om te zien hoe groot het is en de lelijkheid in volle omvang tot je te laten doordringen. In de hoek van het gebouw is het postkantoor gevestigd. Om binnen te komen moet je vijf klant-onvriendelijke treden op en de zware, donkerrood geverfde metalen deur met kracht openduwen. Dan sta je in de zaal en tegelijk aan het einde van de in zigzagvorm opgestelde rij wachtenden.

Het doel is de open balie aan het einde van de ruimte, want daarachter bevinden zich drie medewerkers van ‘la Poste’, dat wil zeggen als er geen pauze of zieke is. Eén plaats is van de Postbank, dus blijven er twee over voor ‘alle handelingen’. Het meest verbazende voor mij is dat er geen plexiglas is. Hoewel er allerlei geldhandelingen worden verricht, is het postkantoor blijkbaar zo slecht toegankelijk dat beroven onbegonnen werk is.

De handelingen voltrekken zich met Frans ambtelijk geduld. Het aantal wachtenden heeft geen invloed op de bezetting van de twee balieplaatsen of op het tempo waarmee ‘le public’ wordt geholpen. Postbeambten werken van 08:00 -18:00 en daarmee basta (uiteraard exclusief de onaantastbare Franse middagpauze van 12:00-14:00).

Achter de medewerkers zijn twee openingen ter grootte van een deur, waar de baliemedewerker af en toe om meestal onduidelijke redenen verdwijnen, ongeacht de lengte van de rij. Om te plassen denk ik dan, of om te roken, of gewoon omdat ze even genoeg hebben van de zeikerds voor het loket.

Tijdens het wachten vang je ongewild op wat andere wachtenden uitwisselen over het weer, ziekten van zichzelf, van kennissen of andere ellende, maar het meest interessant is vaak de conversatie tussen de beambte en de klant. De afstand van ruim twee meter tussen de voorkant van de rij tot de balie levert nauwelijks een bijdrage tot de privacy. Menige schouwburg zou jaloers zou zijn op zo’n akoestiek.

Een oudere mevrouw voor me legt een stapeltje kerstkaarten op de balie. De slordig geklede vrouwelijke baliemedewerker met een bril met een te dik en te rood montuur telt de enveloppen, zegt dat het er 22 zijn en vraagt:
" Wilt u kerstzegels, postzegels of frankeeretiketten”.
" Ik weet het niet, wat is het verschil".
" Frankeeretiketten zijn zelfklevend, postzegels niet, die moet u er zelf opplakken, de etiketten trouwens ook”.
" Postzegels zijn leuker, denk ik” zegt ze.
" Wilt u kerstzegels of gewone zegels”.
" Mag ik ze eens zien?".
 

De Kerstzegels worden opgezocht in het postzegelboek, en getoond. De mevrouw bekijkt ze uitgebreid alsof er geen 20 wachtenden achter haar staan. De beambte wacht even geduldig.
"Ze zijn wel klein hè? Doet u dan toch maar gewone zegels".
De beambte pakt een velletje met de gevraagde zegels, telt de kolommen en de rijen en roept door de zaal naar haar collega ”Hoeveel is acht maal drie?”
Dat voorspelt weinig goeds. Hoofdrekenen is hier blijkbaar geen arbeidsvoorwaarde.

Als ik even later aan de beurt ben sta ik oog in oog met haar.
“Dertig Kerstzegels alstublieft“
Ze hoort aan mijn accent dat ik geen Fransman ben. Niet moeilijk trouwens.
“Is het voor Frankrijk of voor het buitenland.”
“Voor het buitenland.““Binnen of buiten Europa?”
“Binnen Europa.“
“Dat kan niet met Kerstzegels, zegt ze beslist, post naar het buitenland is duurder.“
“Dat weet ik, maar ik kan toch bijfrankeren?“
“Post naar het buitenland is 70 cent, post binnen Frankrijk is 65 cent, dus u kunt geen Kerstzegels gebruiken.“
“Bestaan er dan geen postzegels van vijf cent?“
“Uhhh ……, even kijken: ja, die bestaan.“ Ze laat een aangebroken velletje zien
“Hoeveel wilt u er.“
“Geeft u mij dat velletje maar“
Ze begint te tellen. Ze telt de hoogte en de breedte van de drie kolommen, vermenigvuldigt die en telt er bij, wat daar nog bovenuit steekt.
“28 zegt ze.“
“27" zeg ik van een afstand.
Ze kijkt me verbaasd aan en begint opnieuw te tellen.
"28" zegt ze.
"27" herhaal ik.
Haar blik is nu niet meer neutraal. Ze telt opnieuw, nu zegel voor zegel.
“27” zegt ze. Ik knik.
“Anders nog iets?”
“Hoeveel moet er op een brief binnen Europa tot 100 gram", vraag ik.
“70 cent zegt ze.“
“Nee, op een brief tot h o n d e r d gram ……“
”Ze zucht en herhaalt de vraag luid over de balie heen aan haar collega.
Die roept terug “1.60"
“1.60“herhaalt ze.
“Geeft u er maar twintig.“

Ze begint in het postzegelboek te bladeren.
“Er bestaan geen zegels van 1.60“ zegt ze even later.
“Wel van 80 cent?“ probeer ik.
“Nee, wel van 90 cent. Dan kunt u er daar twee van nemen.”
“Maar van 70 cent bestaan toch ook?”
“Ja, van 70 bestaan, maar twee van 70 is niet voldoende” zegt ze, zuchtend over zoveel domheid.
“Maar een van negentig en een van 70 is toch 1.60?“
Ze kijkt geïrriteerd, er valt een stilte.
“Hoeveel wilde u er” vraagt ze uiteindelijk bits.

Bij het afrekenen kijkt ze me zo vernietigend aan dat ik besluit om de bon maar niet ter plekke te controleren. Het is bijna Kerst, “Vrede op aarde” houd ik mezelf voor. Ik betaal en glimlach zwakjes terug.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten