Als je nog geen kanker hebt is er een behoorlijke kans dat je bang bent om het te krijgen. Volkomen terecht, want 1 op de 3 vrouwen en 1 op de 2 mannen krijgt uiteindelijk kanker.
Eén van de dingen die af en toe voorbij komen op Facebook is het verzoek om iets te plaatsen ter ere van kankerpatiënten die al zijn overleden, of zij die er ‘tegen vechten’. Nu heb ik het niet zo op kettingbrieven en tegeltjeswijsheden en al helemaal niet op de zinloosheid van dergelijke oproepen. De achtergrond van mijn ergernis hierover heb ik een paar jaar geleden al eens onder woorden gebracht in dit blogje. Het is vooral een uiting van begaanheid en machteloosheid van degene die het heeft geplaatst, voor die persoon heeft het nut en misschien ook voor anderen die er daardoor even bij worden bepaald. Voor de betrokkenen is het medeleven door onbekenden weinig zinvol.
Het is ongetwijfeld even goed bedoeld als zinloos om voor overledenen iets op Facebook te plaatsen, dat kan iedereen wel bedenken. Maar dat de ‘strijd tegen kanker’ een kreupele en voor een deel misplaatste vergelijking is, is minder vanzelfsprekend. Het woord strijd wordt daarbij op twee verschillende manieren gebruikt:
1. Als vaandel om geld in te zamelen voor kankeronderzoek.
2. Om de lijdensweg aan te duiden van een (meestal overleden) kankerpatiënt
Met geld inzamelen voor kankeronderzoek is natuurlijk niets mis, integendeel. Maar dat is geen strijd, hooguit tegen jezelf, als je probeert fondsen te werven door 6x op een dag de Alpe d’Huez op te fietsen, ineens een marathon te lopen of zoiets! Het woord ‘strijd’ wordt dan gebruikt om mensen te mobiliseren en geld op te halen. Slogans als ‘War on Drugs’, ‘War on Terror’ etc. dienen vooral politieke en demagogische doeleinden. Daarvoor hebben termen als ‘Strijd tegen kanker’, ‘Sta op tegen Kanker’ natuurlijk zin, daar is niets op tegen, maar ze bevatten ook een valse belofte: de belofte van de mogelijkheid om te winnen. Bij een echte oorlog klopt dat, bij deze metaforen niet. De “War on Drugs” en de ”War on Terror” zijn niet te winnen. De ‘Strijd tegen Kanker’ evenmin.
De cellen in ons lichaam worden continu vervangen. Cellen in de darmen zelfs om de 4 dagen omdat die in dat akelige microklimaat niet langer kunnen leven. De cellen in de rest van ons lichaam weliswaar met een lagere frequentie, maar volgens mensen die dat kunnen schatten, worden er per uur 1 miljard cellen vervangen. Dat vervangen gaat zo snel dat iemand na verloop van tijd compleet nieuw is. Dus als je na een paar jaar weer een bekende tegenkomt, is daar weinig meer hetzelfde aan, het is eigenlijk een heel nieuw iemand en jij ook. Nogal wonderlijk dat dat nooit opvalt! Het doet me denken aan het verhaal van een boer die al 40 jaar in dezelfde broek liep. Het ene jaar zette zijn vrouw er een nieuw voorpand in, het ander jaar een nieuw achterpand.
Als er per dag 1 miljard nieuwe cellen worden aangemaakt, dan gaat er natuurlijk wel eens iets fout, dat is niet te voorkomen. In ieders lichaam zwerven daardoor kankercellen rond die - bij gezonde mensen worden opgeruimd door het eigen immuunsysteem, tenzij het er teveel zijn of ze zich onherkenbaar hebben gemaakt. De fundamentele strijd tegen kanker zou dus een strijd moeten zijn tegen fouten bij celdeling. Het ziet er niet naar uit dat zoiets binnen afzienbare tijd mogelijk is. Het enige dat kan worden bereikt - en dat zou al geweldig zijn! – is dat bepaalde typen ‘foute’ cellen op een trefzekere manier worden opgeruimd. De allerbeste hulp daarbij is overigens het eigen immuunsysteem, dat valt alleen bij het falen ervan enigszins te compenseren met medicamenten. Daarom vind ik het onbegrijpelijk dat veel mensen zo slordig omgaan met hun immunsysteem. Gelukkig is de wetenschap op zoek naar manieren om dat immuunsysteem te versterken of te ondersteunen.
In de Volkskrant van 19 september stond een artikel van Ellen de Visser met als titel ”Het grote ongemak van ‘vechten’ tegen kanker”. Eindelijk een krantenartikel dat het geluid weergeeft van minder toegankelijke publicaties. Een citaat:
“Het duurde niet lang of de oorlogskreten bereikten ook het ziekbed. De kankerpatiënt werd een held, omdat hij moedig de behandelingen doorstond, en heette bij succes opeens een overlevende, een term die tot dan toe was gereserveerd voor slachtoffers van een echte oorlog.
En ja, dat voelt erg ongemakkelijk, zegt Ivan Wolffers, als ik hem erover bel. Het zijn vooral woorden van buitenstaanders, zegt hij, woorden die troost moeten geven maar slechts machteloosheid verhullen.” …..
De term ‘strijd’ voor een individuele kankerpatiënt bevordert valse hoop. Het leidt waarschijnlijk ook tot het vaker kiezen voor meer agressieve behandelingen die de kwaliteit van het resterende leven in hoge mate kunnen aantasten. Dat lijden vind je dan terug in de overlijdensadvertentie als ‘moedige strijd’.
We blijven, dank zij de resultaten van kankeronderzoek - waar we door allerlei acties aan hebben bijgedragen - met kanker langer leven dan vroeger. Dat is al heel mooi, maar tegelijk is de werkelijkheid ook nog dat de kans om kanker blijvend te ‘overwinnen’ beperkt is.
Kanker hebben is geen strijd, maar vooral een kwestie van weloverwogen kiezen tussen mogelijke behandelingen, en het verdragen van gradaties van lichamelijk en geestelijk lijden. Het al of niet krijgen van kanker en zeker het geruime tijd of permanent overleven ervan, is ook al geen kwestie van strijd, het is net als heel veel in ons leven, een kwestie van dom geluk of botte pech.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten