In één
van onze appelbomen zit een vogellijm, beter bekend als Mistletoe of Maretak, ook
wel als Heksenbezem. Vier namen voor dezelfde plant. In de zomer valt de
Maretak minder op dan wanneer de bomen hun blad hebben verloren.
In
Nederland is de plant schaars geworden, wettelijk beschermd zelfs. Je ziet ze
nog wel in Zuid Limburg, maar je vindt ze hier in overvloed, bijna als een
soort onkruid. Je zou er aan het einde van het jaar, binnen een straal van een
paar kilometer, gemakkelijk enkele containers mee kunnen vullen, maar de
vraag loopt terug. Wie hangt er aan het einde van het jaar nu nog een bosje
mistletoe boven een deurpost? Volgens oud gebruik werd er zo’n bosje opgehangen
rond de jaarwisseling. Je mocht dan iemand straffeloos kussen als je er samen
onderdoor liep. Maar geliefden hebben tegenwoordig geen enkel voorwendsel meer
nodig om te kussen, dus dat gebruik zal wel uitsterven.
De kerk van Vichères |
De
Maretak is een halfparasiet, dat betekent dat de plant een eigen stofwisseling
heeft maar vocht en zouten van de gastheerboom gebruikt. Zolang er niet al
teveel maretakbollen in een boom zitten is het voor die boom niet schadelijk. De
groeiwijze is op z’n minst bijzonder. Op elke bladknop ontspruiten steeds twee
vertakkingen die zich niet naar het
licht richten, maar alle kanten opgroeien, ook naar beneden. Vandaar de bolvorm
van de plant. Het blad keert zich wel (enigszins) naar de zon.
Wikipedia:
“Bij de Kelten en Germanen was de maretak een heilige plant die in hun
magische vruchtbaarheidsrituelen een belangrijke rol speelde. Volgens Plinius
de Oudere sneed een in wit geklede druïde in de midwinterceremonie met een
gouden sikkel de maretak uit de heilige eik. De afgesneden plant mocht de grond
niet raken en werd in witte doeken opgevangen.
Voor sommigen
heeft de Maretak nog steeds iets magisch door de uitzonderlijke groeiwijze. Er
worden genezende krachten aan toegeschreven en er wordt o.a. een preparaat uit
gewonnen dat in de alternatieve geneeskunde wordt gebruikt bij de behandeling
van kanker: Iscador. De effectiviteit ervan is omstreden, overtuigende wetenschappelijke bewijzen van de werking ontbreken tot nu toe.
In de
zomer heeft de plant kleine gele bloempjes die nauwelijks opvallen. Daarna
vormen zich de vruchten als witte besjes. Meestal twee, soms één en een enkele
keer drie per vertakking. Blijkbaar heeft mijn halfparasietje het goed naar de
zin want meer dan drie besjes op een knooppunt heb ik niet eerder gezien. Toen
ik deze zevenling(!) zag bij het snoeien kon ik niet laten om de overdaad te
fotograferen.
De
Latijnse naam van de plant is Viscum Album. Viscositeit ofwel de 'mate van
stroperigheid' van vloeistoffen, is ontleend aan de vloeistof in de besjes van
de Viscum Album. Zodra vogels (vooral merels) door de kou en de sneeuw geen
voedsel meer kunnen vinden eten ze de besjes. De zaden zijn kleverig en
verspreiden zich via de uitwerpselen van de vogels. Dat gebeurt in deze tijd
van het jaar.
Het
kiemproces is wonderbaarlijk. Uit het zaadje komt een steeltje en bovenop dat steeltje
staan geen blaadjes, maar een hechtschijfje. Het steeltje kromt zich op den
duur en het hechtschijfje maakt dan contact met de boom. Daarna moet het
minuscule plantje proberen om met worteltjes door de bast heen te dringen om de sapstroom te bereiken! Dat duurt alles
bij elkaar ongeveer een jaar! Omdat populierenhout zacht is, wortelt de maretak
daar het gemakkelijkst en je ziet de plant dan ook het vaakst op populieren. Daarna
komen o.a. de appels. Maretak komt ook wel voor op eiken, maar omdat eikenhout
een dikke schors heeft en nogal hard is, is Maretak op een eik tamelijk
zeldzaam.
Totdat de
worteltjes in het hout zijn gedrongen moet het plantje in de eigen stofwisseling
voorzien. Daarvoor dient het kleverige omhulsel van het eigenlijke zaadje als plantenvoeding. Het
vocht wordt het eerste jaar uit de lucht gehaald. In droge zomers zijn er dan minder
plantjes die het redden. De besjes zijn kleiner dan een centimeter, zo’n 8 mm ongeveer. Het lijken op
de foto net eitjes. Hun functie vertoont ook een opvallende verwantschap met eitjes.
Omdat ik
wilde weten hoe de ‘visceuze’ vloeistof in het besje er nu eigenlijk uit zou zien en aan zou voelen, maar
vooral benieuwd was naar het zaadje, heb ik - onderzoekerig als ik ben - een paar besjes opengesneden. Dat was leerzaam.
De vogels krijgen minder te eten dan je zou denken. Onder de schil – die aanzienlijk dikker is dan op het eerste gezicht lijkt - zit maar een heel dun laagje vruchtvlees, dat tot mijn verbazing helemaal niet stroperig is. Daarbinnen zit - om het eigenlijke zaadje heen dus - een wit bolletje dat de meeste ruimte in het besje inneemt en geweldig kleeft. In het midden is er een iets donkerder kern: het eigenlijke zaadje - te vergelijken met een dooier - en daaromheen de doorzichtige (kleverige) witte laag, te vergelijken met eiwit waar een embryokuiken zich in het ei mee voedt.
De vogels krijgen minder te eten dan je zou denken. Onder de schil – die aanzienlijk dikker is dan op het eerste gezicht lijkt - zit maar een heel dun laagje vruchtvlees, dat tot mijn verbazing helemaal niet stroperig is. Daarbinnen zit - om het eigenlijke zaadje heen dus - een wit bolletje dat de meeste ruimte in het besje inneemt en geweldig kleeft. In het midden is er een iets donkerder kern: het eigenlijke zaadje - te vergelijken met een dooier - en daaromheen de doorzichtige (kleverige) witte laag, te vergelijken met eiwit waar een embryokuiken zich in het ei mee voedt.
Het
kleverige bolletje is onverteerbaar in een vogelmaag en komt ongeschonden naar buiten. Het plakt - ook dan nog - aan alles dat niet vochtig is, ook aan mijn vingers. Toen ik het van mijn vinger af probeerde te krijgen,
plakte het meteen aan een vinger van
m’n andere hand. Een getob een filmpje waardig. Net als lijm blijkt de kleverigheid op te drogen binnen 24 uur.
Dan zit het bolletje verrassend stevig op de ondergrond. Omdat ik het wat
lastig vond om dat uit zoeken op mijn eigen vinger
heb ik het maar op een papiertje gedaan. Hier een foto van een opengesneden
besje met een voorbeeld van lijmdraden.
Zodra
vogels (hier vooral de merels) door de kou en de sneeuw geen voedsel meer
kunnen vinden eten ze de besjes. Zo blijft de Maretak hier overdadig bestaan. Dit
jaar zal ik opnieuw proberen om de vogels voor te zijn om uiteindelijk zelf een
Maretakje te kweken. Als dat lukt zal ik proberen om het bijzondere
kiemproces te fotograferen.
Altijd al intrigerend gevonden, die maretak. Maar hier heb ik toch nog wat kunnen bijleren.
BeantwoordenVerwijderenBijzonder interessant blog Willem.
Hartelijk dank om deze kennis te delen.