Gisteren deden we de wekelijkse boodschappen in ‘onze’ Frans supermarkt. Die is - naar goed Frans gebruik - een paar voetbalvelden groot en bijzonder welvoorzien. Met een paar pakken mineraalwater en een pak witte slobberwijn erbij, is het resultaat doorgaans een aardige gevulde boodschappenkar.
Ondanks de meer dan 10 open kassa’s stonden er rijtjes. Ik bezat mijn ziel in lijdzaamheid en keek vaag rond zonder iets in me op te nemen totdat mijn ogen plotseling haakten bij de zeer versleten kraag van het jack van de kleine oudere vrouw die voor me stond.
De wattige vulling stulpte uit de gaten in de kraag. Het grijze, tamelijk korte haar erboven zat warrig en wat plakkerig op haar achterhoofd. Het jack onder de kraag was smoezelig. Toen ik naar beneden keek zag ik een broek die nauwelijks in smoezeligheid nauwelijks onderdeed voor het jack. Ze stond op oude sportschoenen die ooit wit moeten zijn geweest, nu grauw waren en royaal onder verse modder zaten. Kortom een kledingpakket dat je niet alle dagen tegenkomt in de supermarkt.
Toen ze haar hoofd wat draaide zag ik haar sterk gerimpelde grauwe huid, doffe ogen en afhangende mondhoeken. Met zo’n uiterlijk zou het niet vreemd zijn dat ik op die afstand een wat onfrisse geur zou bespeuren, maar dat was niet zo. Geen spoor van de geur van een clochard, helemaal geen geur trouwens. Aan de huidskleur en de rimpels te zien zou je ook verwachten dat het een zware rookster zou zijn, maar ze rookte niet, zoiets ruik ik op afstand.
Ze had maar een paar boodschappen in haar handen. Toen de rij verder opschoof, keek ik tegen de rug van de grof gebreide wollen trui van de man voor haar. Er zat een gat in waar bijna een vuist doorheen kon. De rafels wol hingen er omheen. De vrouw stond op ooghoogte met het gat maar zag het niet meer, ze berustte, zoals ze waarschijnlijk in bijna alles berustte.
Toen het zover was legden de man en de vrouw - zwijgend en zonder blik of gebaar - hun boodschappen op de band bij elkaar. Er was een stokbrood, een plastic fles Pinard (de goedkoopste rode wijn die er is) en nog wat goedkope opwarmbare eetwaren. Bij het afrekenen haalde de man een klein portemonneetje uit zijn zak. Hij schudde het leeg op zijn hand. Er kwam een briefje van 10, een briefje van 5 en een paar munten uit. Toen hij had afgerekend had hij nog slechts paar muntjes over. Toen waren wij aan de beurt. Pas onderweg naar huis overviel de droefenis van hun armoede me als plotseling opkomende kou waar ik niet op gekleed was. Armoede op het Franse platteland kent een vorm en een schaal die ik niet ken uit Nederland.
Schaamte komt altijd achteraf. Het is tegenwoordig bij ons ook schipperen, maar ik schaam me dat ik pas later op het idee ben gekomen om aan te bieden om hun boodschappen te betalen. Ik zou eerst beleefd hebben gevraagd of ze dat goed zouden vinden. Het is niet uitgesloten dat ik daarmee hun trots zou hebben gekrenkt en in het openbaar een luide en verontwaardigde afwijzing zou hebben gekregen. In dat geval was de nood niet zo hoog als ik had ingeschat. Het is altijd pijnlijk als je goede bedoelingen omgekeerd worden opgevat, maar me schamen omdat ik het niet heb aangeboden is pijnlijker.
Mooi verhaaltje, een gezegde kwam bij mij op: "Loslaten is achterom kijken zonder spijt".
BeantwoordenVerwijderenIk kan me ook voorstellen dat armoede een zekere trots heeft en als je daar als 'rijke' hun boodschappen had betaald........??
groet Verena.
Als je loslaat ben je de schaamte voorbij.
BeantwoordenVerwijderenOntzettend mooi Willem
BeantwoordenVerwijderen