maandag 13 juni 2011

Broddellapje


Het huisje lag op de grens van Noord Brabant en Zeeland in een gehucht dat bestond uit hooguit dertig huisjes, waarvan er binnen mensenheugenis minstens vijf als “café” hadden gediend. Daar was er nu nog één van over. Nou was ‘café’ een nogal weidse naam voor een Spartaans gemeubileerd vertrek met houten vloer en een op kolen gestookte zwarte kachel, maar goed, je kon er een biertje kopen. Meer dan één zelfs.

Tegenover de deur waar je binnenkwam was een kleine toog, waaraan je niet kon zitten, met als pronkstuk een porseleinen bierpomp met glimmend koper beslag, maar die was al jaren in onbruik. Het bier kwam er uit flesjes. Je moest weten waar het café was, anders liep je er voorbij. Er was alleen scheef hangend bruin plankje boven de deur. Daarop had een ongeoefende hand in donkerbruine letters lang geleden de naam van het café in schuinschrift geschilderd, maar die tekst was door de tand des tijds nauwelijks meer te lezen. ‘Keeke’ was haar vader in de dertiger jaren opgevolgd als ongetrouwde waardin van wat om ooit om onopgehelderde redenen ‘Café de Congo’ was gedoopt

Keeke is ongetrouwd gebleven en niemand heeft geprobeerd bij haar ‘de vooruitgang’ te introduceren. Dat gaf vastigheid. Er was sinds haar vader - naar ik meen in 1923 - begonnen was met het café, niets maar dan ook helemaal niets, veranderd. Voor de mannen die hun bier wilden recyclen, stond buiten om de hoek een zwart geteerd schot waartegen ze in weer en wind konden plassen. Zo was het altijd geweest en zo is het gebleven tot haar overlijden in 1990 op 93-jarige leeftijd. Tot twee dagen voor haar dood was ze elke dag geopend, zeven dagen per week, meer dan 70-jaar lang.

Om het wonen op een flat te compenseren hadden we (met mijn neef) een tamelijk vervallen dijkhuisje gekocht van geld dat we niet hadden. De huisjes in die streek waren zo mini en de werkloosheid was er zo groot dat veel van de huisjes in het gehucht te koop stonden of al waren verkocht tegen ‘afbraakprijzen’. De naam zegt het al. Kopers waren vooral stedelingen, ”buutenlaanders” met een minibudget die zonder uitzondering van plan waren zelf ‘hun kotje’ op te knappen.

Ons weekendhuisje had één kamer, één koudwaterpunt, een bedstee in de woonkamer en een aangebouwde schuur waarin achter een deurtje een toilet stond dat was aangesloten op een beerput. Het huisje was nauwelijks onderhouden en de voorgevel was van de fundering afgeschoven. Het was rijp voor minstens gedeeltelijke sloop, maar voor ons was dat geen optie, voor ons was het één gigantisch doe-het-zelf project. Die gevel kon wel zo blijven vonden we.

We hadden geen huisje gekocht maar vooral werk, al waren we er de koning te rijk mee. Het enige probleem was dat noch mijn neef noch ik, in die tijd ervaring hadden met doe-het-zelven. We hadden nauwelijks gereedschap en we hadden geen ervaring met metselen, timmeren, tegelen en waterleidingen aanleggen. Zo werd het huisje ons broddellapje, je moet knutselen tenslotte ook ergens leren.

Na het werk op vrijdag reden we er naartoe. Meestal linea recta naar café De Congo. Het was daar op vrijdagavond de iets te gezellige ontmoetingsplaats van achtergebleven autochtonen en de ‘buutenlaanders’. De biertjes moest je zelf pakken en turven op je eigen briefje. Lege flesjes bleven op de tafel staan, makkelijk tellen!

Keeke met haar witte schort, zat op haar vaste plek en kwam daar alleen vanaf om af te rekenen als je vertrok, of - als de stemming er volgens haar aanleiding voor gaf - ergens uit haar privé  een plastic zak met opgespaarde hoedjes te pakken. Van die malle hoedjes werd het nog leuker dan anders en automatisch nog later dan anders. Het was prima voor de omzet.


Ieders plannen, ‘bouwproblemen’ en de voortgang werden op vrijdag uitgebreid besproken. Goede raad koste hooguit een paar rondjes. Als Keeke vroeg in de nacht naar bed wilde, werden de - intussen al lang niet meer zo zinnige - gesprekken vaak bij iemand 'thuis' voorgezet onder het genot van een afzakkertje of wat. Zaterdagmorgens bleken we dan doorgaans beduidend minder productief dan we ons hadden voorgenomen.

Het huisje hebben we al lang niet meer, maar ik heb er de eerste beginselen geleerd van het verbouwen. Het had veel voordelen als je dat kon: je kon iets maken zoals je het hebben wilt, zelf alles repareren, je kon het in stapjes doen en vooral: het werd er (voor ons) betaalbaar van. Door de opgedane kennis krgen we de moed om daarna een boerderij en die (met hulp van anderen) omgebouwd tot een fantastisch woonhuis. In die periode heb ik veel bijgeleerd over alle soorten bouwdisciplines. Voor de vrijdagavonden bleek dat uiteindelijk niet zoveel te veranderen, ‘werkbesprekingen’ bleven nodig. Café ‘De Congo’ bleek een waardige vervanger te hebben in onze nieuwe woonplaats ‘de Kromme Deur’. Ook daar waren hoedjes en ook daar werd het daardoor nog later. De zaterdagmorgen bleef een moeilijke morgen.

Alle voordelen ten spijt, het broddellapje heeft één gigantisch nadeel gehad: het verbouwen is bij mij nooit meer overgegaan. Ons huis in Frankrijk is nog steeds niet af!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten