Het huisje lag op de grens van Noord Brabant en Zeeland in
een gehucht dat bestond uit hooguit
dertig huisjes, waarvan er binnen mensenheugenis minstens vijf als “café”
hadden gediend. Daar was er nu nog één van over. Nou was ‘café’ een nogal
weidse naam voor een Spartaans gemeubileerd vertrek met houten vloer en een op
kolen gestookte zwarte kachel, maar goed, je kon er een biertje kopen. Meer dan
één zelfs.
Tegenover
de deur waar je binnenkwam was een kleine toog, waaraan je niet kon zitten, met
als pronkstuk een porseleinen bierpomp met glimmend koper beslag, maar die was
al jaren in onbruik. Het bier kwam er uit flesjes. Je moest weten waar het café
was, anders liep je er voorbij. Er was alleen scheef hangend bruin plankje
boven de deur. Daarop had een ongeoefende hand in donkerbruine letters lang
geleden de naam van het café in schuinschrift geschilderd, maar die tekst was
door de tand des tijds nauwelijks meer te lezen. ‘Keeke’ was haar vader in de
dertiger jaren opgevolgd als ongetrouwde waardin van wat om ooit om
onopgehelderde redenen ‘Café de Congo’ was gedoopt
Keeke is
ongetrouwd gebleven en niemand heeft geprobeerd bij haar ‘de vooruitgang’ te
introduceren. Dat gaf vastigheid. Er was sinds haar vader - naar ik meen in
1923 - begonnen was met het café, niets maar dan ook helemaal niets, veranderd.
Voor de mannen die hun bier wilden recyclen, stond buiten om de hoek een zwart
geteerd schot waartegen ze in weer en wind konden plassen. Zo was het altijd
geweest en zo is het gebleven tot haar overlijden in 1990 op 93-jarige
leeftijd. Tot twee dagen voor haar dood was ze elke dag geopend, zeven dagen
per week, meer dan 70-jaar lang.
Om het
wonen op een flat te compenseren hadden we (met mijn neef) een tamelijk
vervallen dijkhuisje gekocht van geld dat we niet hadden. De huisjes in die
streek waren zo mini en de werkloosheid was er zo groot dat veel van de huisjes
in het gehucht te koop stonden of al waren verkocht tegen ‘afbraakprijzen’. De
naam zegt het al. Kopers waren vooral stedelingen,
”buutenlaanders” met een minibudget die zonder uitzondering van plan waren zelf
‘hun kotje’ op te knappen.
Ons
weekendhuisje had één kamer, één koudwaterpunt, een bedstee in de woonkamer en
een aangebouwde schuur waarin achter een deurtje een toilet stond dat was aangesloten
op een beerput. Het huisje was nauwelijks onderhouden en de voorgevel was van
de fundering afgeschoven. Het was rijp voor minstens gedeeltelijke sloop, maar
voor ons was dat geen optie, voor ons was het één gigantisch doe-het-zelf
project. Die gevel kon wel zo blijven vonden we.
We hadden
geen huisje gekocht maar vooral werk, al waren we er de koning te rijk mee. Het
enige probleem was dat noch mijn neef noch ik, in die tijd ervaring hadden met
doe-het-zelven. We hadden nauwelijks gereedschap en we hadden geen ervaring met
metselen, timmeren, tegelen en waterleidingen
aanleggen. Zo werd het huisje ons broddellapje, je moet knutselen tenslotte ook
ergens leren.
Na het
werk op vrijdag reden we er naartoe. Meestal linea recta naar café De Congo.
Het was daar op vrijdagavond de iets te gezellige ontmoetingsplaats van
achtergebleven autochtonen en de ‘buutenlaanders’. De biertjes moest je zelf
pakken en turven op je eigen briefje. Lege flesjes bleven op de tafel staan,
makkelijk tellen!
Keeke met
haar witte schort, zat op haar vaste plek en kwam daar alleen vanaf om af te
rekenen als je vertrok, of - als de stemming er volgens haar aanleiding voor
gaf - ergens uit haar privé een plastic zak met opgespaarde hoedjes te pakken. Van die malle
hoedjes werd het nog leuker dan anders en automatisch nog later dan anders. Het
was prima voor de
omzet.
Ieders
plannen, ‘bouwproblemen’ en de voortgang werden op vrijdag uitgebreid
besproken. Goede raad koste hooguit een paar rondjes. Als Keeke vroeg in de
nacht naar bed wilde, werden de - intussen al lang niet meer zo zinnige -
gesprekken vaak bij iemand 'thuis' voorgezet onder het genot van een
afzakkertje of wat. Zaterdagmorgens bleken we dan doorgaans beduidend minder
productief dan we ons hadden voorgenomen.
Het
huisje hebben we al lang niet meer, maar ik heb er de eerste beginselen geleerd
van het verbouwen. Het had veel voordelen als je dat kon: je kon iets maken
zoals je het hebben wilt, zelf alles repareren, je kon het in stapjes doen en
vooral: het werd er (voor ons) betaalbaar van. Door de opgedane kennis krgen we de moed om daarna een boerderij en die (met hulp van anderen) omgebouwd tot
een fantastisch woonhuis. In die periode heb ik veel bijgeleerd over alle
soorten bouwdisciplines. Voor de vrijdagavonden bleek dat uiteindelijk niet
zoveel te veranderen, ‘werkbesprekingen’
bleven nodig. Café ‘De Congo’ bleek een waardige vervanger te hebben in onze
nieuwe woonplaats ‘de Kromme Deur’. Ook daar waren hoedjes en ook daar werd het
daardoor nog later. De zaterdagmorgen bleef een moeilijke morgen.
Alle
voordelen ten spijt, het broddellapje heeft één gigantisch nadeel gehad: het
verbouwen is bij mij nooit meer overgegaan. Ons huis in Frankrijk
is nog steeds niet af!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten