maandag 14 november 2011

Twee regels

Ik zal een jaar of 13/14 zijn geweest toen ik voor het eerst in aanraking kwam met poëzie. Thuis deden we daar niet aan. Een gedicht was iets van Sinterklaasavond en het poesiealbum van mijn zus en dat was het. Dat veranderde ingrijpend op de dag dat mijn onvolprezen leraar Nederlands met zoveel oprechte emotie wist uit te leggen wat de schoonheid van poëzie was en ‘wat je daar nou aan had’ dat zelfs Rooie Rinus er daarna nooit meer gemelijke opmerkingen over heeft gemaakt.

Vanaf het oudste gedicht "Hebban olla vogala nestas hagunnan hinase hic enda thu” (er is blijkbaar weinig nieuws onder de zon, maar dat wist ik toen nog niet) via Vader Cats (die al onderscheid maakte tussen de liefde en de min, maar ook dat drong toen niet ten volle tot mij door) en vele, vele anderen, tot wat toen de lievelingsdichteres van mijn leraar was: Vasalis - die misschien daarom nog steeds tot mijn favorieten behoort. Veel is weggezakt, maar sommige prachtige gedichten vergeet ik mijn leven niet meer, al kan ik ze niet citeren.

Tot mijn strafwerk van diezelfde leraar behoorde op een kwade dag het van buiten leren van de eerste twee pagina’s van ‘Jaromir te Praag’ van A.C.W. Staring. Knappe ballade, maar niet één die de snaren van mijn ziel doet trillen. Natuurlijk zat ik toen (weer eens) te klieren, dus straf was terecht. Nu leerde ik toen tamelijk makkelijk dingen van buiten, maar die was ik dan enkele dagen later weer vergeten. Zo gewonnen zo geronnen. Maar met Jaromir is dat anders gegaan. Dat is levenslang geworden. Ik ken de eerste strofen nog steeds uit m’n hoofd. Die kan ik zo declameren, ook als je me midden in de nacht wakker zou maken (iets dat ik overigens niemand adviseer!).

Tot een van de gedichten uit de vroege literatuurgeschiedenis behoorde de Twee Koningskinderen’ een uiterst droevig verhaal dat via een verdrinking van de één eindigt met een zelfdoding van de ander uit liefde, om op die manier in de hemel bij de verdronken geliefde te komen. Een tranentrekker van het zuiverste water, gebaseerd op een klassiek thema. Het begint zo:

Het waren twee koningskinderen, zij hadden malkander zo lief
Zij konden bijeen niet komen, het water was veel te diep.

Ik heb geen idee waardoor die twee regels mij na ruim 50 jaar juist vandaag door het hoofd zijn geschoten. Er was geen aanwijsbare aanleiding: ik was niet aan ’t lezen, luisterde niet naar de radio, keek geen televisie, was niet in gesprek en er was niemand in de buurt. Misschien wel juist door de stilte om me heen. Hoe het gedicht verder gaat wist ik niet meer. Even googelen loste dat weliswaar op, maar ik herkende de rest van het gedicht – totaal 8x4 regels - maar heel vaag. Het stoorde zelfs me een beetje dat ik het herlas, want daardoor dreigde de eerste twee regels aan kracht te verliezen. Die eerste twee regels zijn, juist zonder vervolg, een gedicht op zichzelf.

Het eerste dat opvalt is, dat het dan wel een gedicht is, maar dat het nogal krakkemikkig rijmt. De klinkerrijm doet me denken aan een sinterklaasrijmelarij die – zoals het een sinterklaasgedicht betaamt - binnen het laatste kwartier voordat het heerlijk avondje begint nog even moet worden gemaakt. Het wekt nou niet aanstonds de indruk dat hier een groot poëet aan de slag is geweest. Maar de inhoud maakt dat meer dan goed. Als je er een beetje over nadenkt staat er in twee regels een probleemstelling met op z’n minst stof genoeg voor een paar novellen.   

Het waren twee koningskinderen,
Het waren koningskinderen, maar geen broertje en zusje blijkbaar. Dus er moet ook sprake zijn geweest van twee koningen en twee koninkrijken. Nou is het historisch gezien heel ongebruikelijk dat koningen aan de grens van hun gebied wonen. Maar dan is de enige juiste conclusie dat hun vaders piepkleine koninkrijkjes hebben gehad. Het gebruikelijke vervoermiddel in die tijd was een paard, dus verder dan een halve dagreis per paard (40 km over ongebaande wegen) kan het kasteel niet zijn geweest. Kinderen moesten ook toen voor het donker weer binnen zijn. Als het kasteel in het centrum van het rijk had gestaan zou dat kleiner zijn geweest dan de provincie Utrecht.

zij hadden malkander zo lief
Wel mooi dat ‘malkander’. Plechtig ook! Een archaïsch aandoend taalgebruik waardoor je (tegenwoordig) meteen die kinderen in hun middeleeuwse kledij voor je ziet. In het eerste deel van de zin denk je nog even waarom ‘koningskinderen’?, maar na de komma blijkt dat ze elkaar lief hebben, ‘zo lief’ zelfs. Dat verandert de zaak. Tja, als kinderen elkaar lief hebben dan zullen ze normaal gesproken de 13 wel zijn gepasseerd. Maar ‘zo lief’ wijst ook op een proces dat daar aan vooraf is gegaan. Het kan natuurlijk liefde op het eerste gezicht zijn geweest, maar daarna moeten ze elkaar toch wat vaker hebben gezien zodat ‘lief’ via ‘erg lief’ is gegroeid naar ‘zo lief’. En toch zijn het volgens de schrijver nog kinderen. Nou was men vroeger eerder volwassen en trouwde vaak op jonge leeftijd, dus ik houd het er maar op dat ze hier een jaar of 15/16 zijn.


Zij konden bijeen niet komen, het water was veel te diep.
Kennelijk konden ze geen van beiden zwemmen, niet zo vreemd voor die tijd. Dus als het water dieper was dan 2,5 meter dan was het al teveel. Nou vraag ik me intussen wel af hoe ze dat wisten. Het blijft een raadsel hoe ze de diepte van een water van de kant af hebben kunnen peilen.

Het gaat hier over de diepte van het water, maar het zegt toch ook iets over de breedte. Als de hormonen van betreffende jongeman in voldoende mate door zijn lijf hebben gegierd (en dat is wel zeker, want later probeert hij toch naar de overkant te komen, met noodlottig gevolg), dan zou hij vast en zeker met wat oefenen op het droge, een sprong van ongeveer 2,5 meter hebben kunnen maken. Zelfs al zou hij dan niet helemaal de overkant halen kant zou hij nog op de kant kunnen krabbelen. Dus het water moet minstens 3 meter breed zijn geweest. 

Het is ook waarschijnlijk dat ze met elkaar konden praten, al dan niet met stemverheffing. Ze zullen elkaar vast niet alleen maar ‘zo lief’ zijn gaan vinden omdat ze elkaar uit de verte hebben zien staan. Er zal toch wel iets gecommuniceerd zijn om de vlam in de pan te laten slaan. Liefde en min moeten van twee kanten komen, dus dat zullen minimaal hebben uitgezocht via enige communicatie. Een meisjesstem draag niet zo ver dus het water zal niet veel breder zijn geweest dan 10-15 meter. Het rijk grensde blijkbaar niet een een grote rivier want dan is communicatie onmogelijk.

Nou blijft voor mij de nog altijd de vraag waarom die jongen geen boomstam heeft gebruikt, een vlot heeft gebouwd (het was in die tijd één bos, al bos), een bootje heeft gezocht of naar een visser is gelopen. ‘Moet er wel een visser in de buurt zijn: zul je zeggen. Dat klopt, maar in de rest van het gedicht blijkt er ineens een visser op te duiken, met boot, netten en al. Die kwam natuurlijk niet van de andere kant van de wereld. Tja, en dat leidt dan weer tot de sombere constatering dat het bepaald geen inventieve jongeman was, koningszoon of niet. 
En dat allemaal opgesloten in twee versregels. Heel knap!


2 opmerkingen:

  1. Heb jij dat serieus allemaal uit jezelf geschreven naar aanleiding van die twee zinnetjes ? Wat heb jij een ongelooflijke fantasie Willem. Het is een blogje van hoog niveau. Het is leuk en ik denk dat jij jezelf niet kan vinden in die jongeling (daarvoor ben je een te grote doorzetter)

    Profiat Willem. Het gaat mijn petje te boven.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Hé Willem dit was weer even lekker genieten van een totaal nieuw en fris cursiefje. Ben overigens blij dat je opnieuw bezig bent met het schrijven ervan. Hou van je speelse kronkelige gedachtengangetjes iedere keer wanneer je overweegt waarom het gebeurde is kunnen gebeuren op zo een ongelooflijke stupide manier. Helaas niet, dus ook geen happy-end weg gelegd voor deze twee jonge mensen.
    Dat liefde blind is, is geen nieuws onder de zon, nieuw voor mij is hierbij wel dat ze heel erg onbehouwen kan zijn ..
    In ieder geval voldoende stof tot nadenken en vooral tot schrijven.
    Gr.Mo

    BeantwoordenVerwijderen