Vanmiddag werkte ik bij het andere huis buiten en zomaar tussen het klussen door zat ik ineens even op een stoel. Niet dat ik anders nooit buiten op een stoel zit, of dat iemand me er met geweld had ingepropt, maar ik neem zelden pauze als ik aan ’t werk ben. En als ik dat al doe ga ik nooit buiten op een stoel zitten, al was het alleen maar omdat ze niet op de bouwplaats staan.
Maar nu stonden ze er nog, een paar witte plastic tuinstoeltjes van de gemeenste soort. Van die plastic stoeltjes met veel te buigzame poten die het spontaan begeven als de weekmaker uit het plastic geruisloos naar het ozongat is vertrokken. Enige tijd geleden aangeschaft om iemand te plezieren die tussen puin en zand op de bouwplaats in het zonnetje wilde zitten. Daarna uit gemakzucht buiten laten staan en al vele malen verplaatst omdat ze weer eens in de weg stonden. Gemakzucht heeft zijn ongemakkelijke prijs.
Ik was het even helemaal zat. Het was warm, ik had iets te vaak trapjes op- en afgeklommen en ik had dorst, heel veel dorst. Ik sleepte een stoeltje naar een schaduwplek en ging zitten. Mijn broek was toch al vies. Ik pakte de fles water die ik van huis had meegenomen dronk die achterelkaar bijna half leeg. Wat kan water lekker zijn! En wat zat ik daar goed in dat armoedige stoeltje.
Toen ik was bijgekomen, kon ik van een afstandje naar mijn werk aan de tuinmuur kijken. Wat ik zag stemde tot grote voldoening. Het zag er precies uit zoals de bedoeling was en dat maakte veel goed. Natuurlijk zou niemand er later meer enig idee van hebben hoeveel werk het was geweest, maar het zag het perfect uit, misschien wel iets te perfect. De muur had er al bijna 200 jaar gestaan en daar kon nu zeker weer een eeuwtje bij. Als er niemand in de wereld mij nog zou kunnen herinneren zou de muur er nog staan, anoniem en robuust. Van ontwerpen en bouwen word je niet onsterfelijk - of het zou een piramide moeten worden - maar wel tevreden. Tevredenheid is het belangrijkste bij klussen: de ambachtelijke tevredenheid over je eigen werk. De beloning die opweegt tegen inspanning, eenzame dagen en tegenvallers.
Toen ik het wel gezien had keek ik naar de grond naast me, of eigenlijk naar de opgeschoten onkruiden en grassen om me heen. Ik kijk vaak naar de grond, als jongetje van drie al en dat is zo gebleven. Wat daar allemaal te zien is! Toen ik puber werd verflauwde mijn interesse een poosje. Ik kreeg heel andere belangstelling, maar toen die uiteindelijk iets geluwd was keek ik weer vaker naar de grond. Later, als ik wilde pauzeren tijdens mijn lange fietstochten ging ik soms op mijn buik in het gras liggen om te kijken naar het mini-universum onder mijn voeten.
De witte klaver groeide nu weelderig naast me en lokte met z’n bolletje onaanzienlijke grijswitte mini-bloemetjes drommen kleine hommels die er een heel werk aan hebben om al die frutsels te bezoeken. Kleur hoeft blijkbaar niet, want: wit of niet, aan bezoekers geen gebrek. De kleine weegbree die zich er eenzaam tussendoor had gewrongen, heeft een nog armetieriger wit bloemetje en die wordt ook al zo druk bezocht door insecten.
Waarom zouden andere bloemen eigenlijk zo kleurig zijn, nectar is blijkbaar voldoende en zonder nectar komen er toch geen klanten. Gelukkig denken niet alle bloemen er zo over, hoe saai zou de wereld er uitzien als alle bloemen grijswit zouden zijn. Hoe het ook zei: de witte klaver vaart er uitstekend bij, het komt overal op, “als onkruid” .
Ik ben nog een poosje blijven zitten, het beviel me prima. Genieten van mijn eigen werk, het onkruid, de ijverige hommels en de zweefvliegen, die zo onnavolgbaar kunnen stilhangen en zich daarna bliksemsnel zijdelings kunnen verplaatsen. Toen ik stopte met kijken ben ik maar gaan opruimen. Het stoeltje heb ik laten staan. Voor morgen, als ik weer pauze neem.
Toen ik begon met lezen dacht ik dat er iets vreselijks stond te gebeuren, met dat tuinstoeltje (van de gemeenste soort...) maar het is een heerlijk verhaaltje over hoe ment tevreden kan zitten en kijken. Prachtig!
BeantwoordenVerwijderen