Met een
ijver een beter doel waardig, ben ik op zoek gegaan naar Liesje die geen Liesje
heette, waarvan ik geen achternaam wist en die meer dan een halve eeuw geleden
woonde op een plek die nu een naamloze asfaltrotonde is.
De
spreekwoordelijke speld in een hooiberg. De kans dat ik Liesje kon vinden via
internet was minimaal. In het waarschijnlijke geval dat ze getrouwd was zou ze
al decennia lang een andere achternaam hebben. Bovendien is het percentage
Facebook-ers in onze leeftijdscategorie nogal klein. En dan was er nog de kans
dat ze niet meer zou leven. Maar “als je niet schiet kan je niet scoren” zegt
Cruijff.
Het
telefoonboek van 1950 bood geen soelaas, de lijst van sinds 1850 in het dorp opgeheven
bedrijven evenmin. Je kunt bijna alles vinden op internet. Bijna alles, maar
Liesje niet.
Via de
telefoon kwam ik bij de gemeentearchivaris, meneer Veldhuizen, die ik in mijn
herinnering betrok. Hij gaf geweldige medewerking en enkele dagen later kwam
hij met een naam van een huisschilder uit die tijd en die buurt, maar hij
vertelde erbij dat die familie begin vijftiger jaren was geëmigreerd naar
Canada. Dat spoor liep meteen dood. Ik bleef zitten met de vraag: was dat nou
het gezin van Liesje of niet?
Googelen
leverde een aantal vermeldingen van
die achternaam in Canada, maar geen daarvan kon ik in verband brengen met
Liesje. Via officieuze kanalen kwam ik uiteindelijk te weten dat bij die
geëmigreerde familie in of rond mijn geboortejaar geen dochter geboren was.
Liesje was dus waarschijnlijk niet geëmigreerd!
Over naar
plan B: bellen of er ergens een archief bestond van de school van Liesje. Dat
bleek geen sterk idee. ‘Die is van een andere gereformeerde kerk’, zei de man
aan de andere kant van de lijn misprijzend en stopte de conversatie. Googelen
bracht aan het licht dat er in het dorp acht (!) verschillende
kerkgenootschappen bestaan met ‘gereformeerd’ in de naam. En wat vroeger
'geformeerd' heette was samengegaan in een ander kerkgenootschap. Die
stammenstrijd werd me te ingewikkeld.
Plan C
was mijn laatste optie. Via de prikborden van alle bejaardentehuizen in het
dorp wilde ik vragen of iemand de naam kende van de schilder die toen tegenover
de afgebrande molen woonde. Terwijl ik bezig was dat voor te bereiden kreeg ik
weer een E-mailtje van die aardige meneer Veldhuizen: hij had nog een naam van
een schilder uit die tijd gekregen en wat meer was; er bestond nog steeds een
schildersbedrijf met die naam!
“Dat is
mijn tante” zei de jongeman rustig toen ik het doel van mijn telefoontje had
uitgelegd. Hij gaf me haar telefoonnummer. Ik heb dezelfde dag gebeld, met een
nogal misplaatste spanning. Zou ze het zijn? Zou ze me te woord willen staan?
Het werd een heel ontspannen telefoongesprek gevolgd door het E-mailen van
gescande foto’s en meer.
Een paar
weken geleden mocht ik op de koffie komen bij haar en haar man. Ik ben
allerhartelijkst ontvangen, maar het werd geen geëmotioneerd weerzien. We
herkenden elkaar natuurlijk niet en zij wist er niets meer van. Zo kan dat
gaan. We hebben (opnieuw) kennis gemaakt en onze vage herinneringen uitgewisseld, opgepoetst en ingevuld. De tijd vloog om.Gelukkig kwam ze net zo
lief over als ze in mijn herinneringen
was, dus die kunnen blijven zoals die waren.
Om kort te
gaan: we zijn er beiden vrijwel zeker van dat zij de Liesje uit mijn
herinnering is, al kan ze zich van onze vriendschap van destijds totaal niets
meer herinneren. Ik was dus waarschijnlijk veel meer bevriend met haar dan zij
met mij, maar dat is me in mijn latere leven wel eens vaker overkomen :). Mijn
geheugen blijkt voor het grootste deel te kloppen. Dat stelt gerust.
Het enige
probleem is dat het bewijs (nog) ontbreekt! Op de klassenfoto’s van toen (uit
haar album) sta ik niet, maar voor mij maakt dat niet uit. Het is heel mooi dat
ik haar heb gevonden ze me zo gastvrij wilde ontvangen. We houden contact en
misschien gaan we samen nog eens terug naar het dorp.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten